De Universiteit in Californië heeft een dna-test ontwikkeld voor distichiasis. Hiermee kan deze erfelijke oogaandoening, waarbij haren op de ooglidrand de oorzaak kunnen zijn van beschadigingen aan het hoornvlies, via fokkerij uitgesloten worden. Het
Dr. Van Haeringen Laboratorium werkt eraan de test ook in Nederland beschikbaar te stellen, het KFPS onderzoekt hoe het in te passen is in de fokkerij.
Uitsluiten dragerparingen
Distichiasis komt bij Friese paarden relatief meer voor dan bij andere paardenrassen. De problemen die deze oogziekte oplevert zijn divers, van overmatige uitvloeiing tot aan hoornvlieszweren, en vrij goed te behandelen door het laseren van de oogharen. De erfelijke afwijking is enkelvoudig recessief en vererft daarmee genetisch gezien net zoals waterhoofd, dwerggen en vosfactor, met echter een veel minder heftige uitkomst. Dragers (Aa) laten geen afwijkend beeld zien. Het paren van twee dragers leidt in 25% tot een ‘lijder’ (aa).
Niet altijd oogklachten
Bij distichiasis is er echter een belangrijk verschil met de andere erfelijke gebreken. Paarden die de beide ongunstige genvarianten bezitten (aa) krijgen niet per definitie distichiasis, veel van deze paarden hebben en krijgen geen oogklachten. Volgens het Amerikaanse onderzoek lijkt zo’n 30% van de Friese paarden drager, maar de problemen met distichiasis zijn in de praktijk zeer beperkt. Het KFPS onderzoekt welk deel van de paarden klachten krijgt en hoe het zit met de hoeveelheid dragers in Nederland. Op basis daarvan zal ook beleid gemaakt worden, zoals het mogelijk testen van hengsten.