Een steiler achterbeen, een minder afhellend, maar wel een langer kruis, een lichte hoofd-halsverbinding en minder verticale stand van de hals: de ideale kenmerken voor een Fries paard in de dressuur zijn niet altijd kenmerken die ook de hoogste waardering op de keuring halen, zo bleek tijdens de thema-avond van de Bond Merriehouders Fries ras en JongKFPS op donderdag 7 april in Heerenveen.
Van kracht naar vermogen
Zo’n 80 belangstellenden hoorden Marc Peter Spahn, Marian Dorresteijn en Sabien Zwaga de typische kenmerken van de Friese paarden bespreken in relatie tot het talent als sportpaard. ‘Langgelijnder betekent meer souplesse’, gaf Marian Dorresteijn aan. ‘Maar een paard met een te lang achterbeen heeft soms meer moeite om kracht naar vermogen om te zetten’, gaf Peter Spahn aan. ‘Bij springpaarden zie je vaak meer rechte achterbenen, daar zit veel kracht in en kunnen ze alsnog voldoende doorbuigen om zich af te zetten. Je wilt niet teveel buiging in het spronggewricht, ook niet in de beweging. Als er te veel buiging van nature is zit je al in de eindstand, net als een afhellend kruis, dat kan ook niet verder doorkantelen om tot dragen te komen. Die buiging komt vanzelf na training. Met correcte verzameling kom je tot de juiste buigingen in de gewrichten.’
In de dressuur wil je een licht, elegant paard dat vanzelfsprekend beweegt en kleine hulpen nodig heeft, somde Marian op. ‘Paarden die lopen als een veertje.’ Peter voegde nog toe dat hij ook graag een ‘geribd’ paard heeft. ‘Dan heb ik met mijn been contact met de buik. Wanneer een paard buiklengte tekort komt moet ik met mijn been gaan zwabberen om de hulpen te geven.’ Daarbij noemt Peter ook een horizontale bouw als meest functioneel. ‘Met een kort pijpbeen voor stevige pezen, niet een te lang voorbeen. Met training gaan ze bergop en expressief bewegen.’ Daarvoor is het van belang dat de achterhand sterk onder de massa geplaatst wordt. ‘Alles wat tegenzit in het lichaam komt terug aan de voorkant’, vatte hij samen.
Fokdoelen splitsen?
De vraag wat wil je met je paard en de fokkerij, beantwoordde Marian Dorresteijn met haar KWPN-bril. ‘Tuigen, dressuur rijden of een klassiek paard fokken voor de recreatiepaard zijn verschillende doelen in de fokkerij, je kan dan niet alle eigenschappen van het Friese paard bewaren.’ Zo is galop voor de sjees niet zo van belang, maar juist wel in de dressuur. ‘In de dressuur wil je een langgelijnd paard met een lichte hoofd/halsverbinding, een sterke bovenlijn en een goed uithoudingsvermogen’, noemde ze als voorbeeld. ‘Dat is anders dan wanneer je een recreatie- of tuigpaard fokt. Je kijkt met verschillende ogen en daar zou je eigenlijk ook verschillende rubrieken op de keuring voor moeten hebben.’
Hetzelfde paard voor recreant en topsporter
Marc Peter Spahn ziet de noodzaak voor een verschil in fokkerij niet. ‘Eigenlijk zijn we allemaal op zoek naar hetzelfde paard: trainbaar, bewerkbaar en dus met het juiste karakter. Juist vanwege dat karakter ben ik voor het Friese paard gevallen.’ In zijn keuze voor een sportpaard zoekt hij naar paarden die ‘ontvankelijk’ zijn: ‘snel in ontspanning kunnen komen, en ook weer snel de volgende vraag kunnen beantwoorden. Ook een tuigpaard moet dat kunnen, met dan ook nog de kwaliteit om dat lang vol te houden.’ Volgens hem is het een misverstand dat paarden ‘ritselig’ moeten zijn op een hoog dressuurniveau te kunnen presteren. ‘Met trainen maak je ze fijngevoeliger, maar onze zoon van zeven jaar kan ook zo op Elias wegrijden.’